- Geplaatst op 18 januari 2017
- Agenda Geen categorie
Het nachtelijke telefoontje
Als je ’s morgens om half zes gebeld wordt, weet je al dat het geen telefoongesprek wordt waarin bedankkaarten worden besteld. Dit keer klonk er een bekende stem aan de andere kant van de lijn, al kon ik de stem niet meteen met een familienaam matchen. ,,Ja, met mij,” klonk het. ,,Kun je mij even naar het ziekenhuis brengen?”
Nog half slaapdronken vraag ik wat er aan de hand is. Zodra de nachtelijke belster de voornaam van haar echtgenoot noemt, weet ik niet alleen letterlijk hoe laat het is, maar ook figuurlijk. ,,Ik kom er meteen aan,” beloof ik. Snel laat ik de hond plassen, geef hem wat te eten, drink vlug een kop koffie en spoed mij richting het woonhuis, wat ik blindelings kan vinden.
Zo staat ik om half 7 met de echtgenote in het ziekenhuis, waar haar eerste confrontatie met haar overleden echtgenoot zal plaatshebben. Het ontroert mij om hierbij aanwezig te zijn. De verpleegsters van het ziekenhuis condoleren óók mij met het verlies van deze markante man. Ik verontschuldig mij door te zeggen dat ik geen familie ben, maar de begrafenisondernemer. ,,Die zijn eigenlijk niet welkom op deze afdeling,” lacht één van de zusters. Ik glimlach vriendelijk terug: ,,Ik hoop dat u begrijpt dat ik hier ook niet sta als uitvaartverzorger, maar als goede bekende van de familie.” Ze knikt dat het goed is.
Ik besluit de echtgenote alleen te laten met haar man. In de lift naar beneden kijk ik eens goed in de spiegel. Ik bekijk mezelf van boven naar beneden. Ik zie een ongeschoren man in zijn spijkerbroek, zonder gel in zijn haar, niet gedoucht en met hele kleine oogjes vanwege het slaaptekort. Lang niet iedereen heeft mij ooit zo gezien.
Even later sta ik weer in de kamer bij het ziekenhuisbed. ,,Kun je een paar dekens meenemen naar de auto,” vraagt de echtgenote, zichtbaar aangedaan door het overlijden. ,,Ja natuurlijk. Ik zal ook even mee helpen om de kasten leeg te ruimen.”
Als we een paar uur later richten de auto lopen, steekt de echtgenote haar dank niet onder stoelen of banken. Ik voel me bezwaard. In mijn ogen is het niet meer dan logisch dat ik haar bijstond op deze vroege ochtend. Sterker nog; eigenlijk vind ik dat ik háár dankbaar moet. Haar man zou een week later worden bijgezet in de kerk in Heenvliet. Zulke uitvaarten zijn dusdanig zeldzaam, dat 99% van de uitvaartverzorgers dit nooit mogen meemaken in hun werkzame leven. Dat ik deze familie mocht begeleiden bij dit afscheid (zowel het eerste afscheid als het laatste afscheid) voelde aan als een zeer groot cadeau.